zondag, mei 21, 2006

dolpo, deel3

Na een afdaling langs een in de rotsen gekapt pad draaien we een bocht om en vangen de eerste glimpen op van een blauw dat, als je het op foto zou zien, onnatuurlijk overkomt. Door de totale afwezigheid van marien leven, de zuiverheid van het water en diens beschutting tussen enorme kliffen heeft het bijna 4000m hoog gelegen Phoksumdomeer een kleur die zelfs als je er naast staat de verbeelding tart. Nepalezen kennen dit meer vanuit de schoolboekjes, maar erg weinigen hebben het ooit gezien. Bij een enorme aardbeving lang geleden zakte de helft van een berg inneen. De landslide blokkeerde de vallei met een dam van 165m hoog, langs waar nu de hoogste waterval van Nepal naar beneden dendert. In de film Hamalaya is er een dramatische scene aan dit meer, met een yak die in het water valt bij de passage over het dodenpad. Het dodenpad is een pad volledig uit vertikale rotsen gekapt, soms ondersteund door 2 boomstammen die boven een afgrond bengelen en op plaatsen zo smal dat we ons afvragen hoe het tout court mogelijk is voor een yak om hier te passeren. Op een bepaalde plek kun je nog de stalen pinnen terugvinden die nodig waren om de cameras van Eric Valli aan op te hangen. Hoewel het op die plek niet zo diep is als het op de film lijkt verschiet ik van het realiteitsgehalte van de hele prent. Het verhaal dat Tinle op die manier 4 dagen inhaalde op een andere caravaan zou, zoals het hele verhaal, perfect kunnen kloppen. Op de plastieken yak die in het meer valt na kan ik echt wel bevestigen dat geen enkel van de spectaculaire beelden truckage is. De kniediepe sneeuw op de steilere stukken van de zwaarste pas waren soms een beetje spannend, maar hier ontstaat regelmatig de spontane neiging om een stevige knuffel aan de rotswand te geven.

Dolpo is Tibet in Nepal. Steile paden in de rotsen. Oneindige horizons met eeuwige sneeuw. Een vergeten en afgeschermde hoek van de Himalaya. Een eeuwenoude seminomadische samenleving met een totaal eigen cultuur, taal en religie. Dolpo is zowel het einde als het begin van een Nepalese zoektocht, beter nog, van onze zoektocht.

maandag, mei 15, 2006

dolpo, deel2

In Dho ontmoeten we Angad. Een pientere, vlot engels sprekende kerel met hoge ecologische normen, een visie op milieubeheer en politiek en een uitstekende fotograaf. In zijn fotogallerij vragen we hem volledig uit, want mensen zoals hem kom je zelden tegen, al helemaal niet hier. Wat een contrast met de bullebak die zich de chief officer of the Maoists in Dolpo noemt. Een arrogante kerel waarvan onze haren meteen recht gaan staan. Niets hielp om hun 100$ tax te vermijden. Waarom de tax in dit gebied zo hoog is, waar ze die dan voor gebruiken, waarom we nergens iets zien dat ze verwezenlijkt hebben? Het zijn maar enkele van de lastige vragen die we met een micro onder zn neus stelden, tot zowel zijn benen en handen nerveus aan het trillen waren en hij het plots spuugzat was. Toen we voorstelden om 50$ aan de school hier te geven en 50$ aan hen stond hij kwaad op, prevelde iets over state power en maakte ons met niet mis te verstane gebaren duidelijk dat we terug naar af moesten, 100$ of niet. Wanneer we dan uiteindelijk toch het geld boven halen en onze gids hen wat kalmeerde bleek het plots toch ok te zijn en konden we onze tocht gelukkig verder zetten. Met een welgemeende “alstublief klootzak” werd het geld op de meest onbeleefde manier mogelijk gegeven, een receitje in beslag genomen en zonder dag te zeggen door gestapt. De gewapende escorte volgt ons gelukkig maar tot 1 dorpje verder. Een beetje gefrustreerd en toch ook blij dat we verder kunnen zetten we een uurtje later onze tentjes op in Tok-kyu, net voor de volgende sneeuwstorm toeslaat.

Als we de laatste vormen van bewoning voor 3 dagen gepasseerd zijn scheiden enkel 2 passen boven de 5000m ons nog van het in Nepal mytische Phoksumdo meer. Vanaf onze kampplaats op 4800m hebben we zicht op besneeuwde bergen vlakbij, passen en vooral een schijnbaar oneindige serie van bergruggen in de verte. Met onze grappigste porter zoeken we verwoed naar yartsegumbas, een erg vreemd wezen dat beschreven wordt als een mengvorm tussen een insect en een zwam. Dit libidoverhogend wezen is enorm kostbaar en groeit enkel in zeer afgelegen gebieden zoals hier, tussen gras boven de 4500m. Terwijl men er hier een voor lokale normen enorm bedrag van 1 dollar per yartsegumba voor krijgt, worden er in Hong Kong kommetjes yarsegumbasoep voor 100$ verkocht. In mei staan de hoogste grasvelden in dolpo vol van zoekende mensen en hoewel er geen verlof is ligt alles van overheid, scholen en diensten gedurende de pluk stil. Helaas vinden we er geen, het is nog 2 weken te vroeg.

Na een nachtje in de diepvries stappen we bij het eerste zonlicht naar de Num La, met zijn 5300m meteen het hoogste punt van de tocht. Met de muziek van de film op maximaal volume wordt het een intens koestermomentje. De topfoto met drie erg gelukkige mensen is een aandenken van waarschijnlijk de mooiste pas die ik ooit overgestoken ben. Zover we kunnen zien volgt de ene besneeuwde top de andere op, met de 8000m hoge Dhaulagiri als waaktoren over het ganse gebied.

Meestal loopt iedereen wat apart om op zn eigen manier van het landschap te kunnen genieten. Bij de afdaling is dit niet anders, maar wanneer we na een uur dalen onze porters en gids nog steeds niet in zicht krijgen wachten we op elkaar om aan een soortement zoektocht te beginnen. Met fluitjes om te communiceren gaan we elk een kant op en pas een uurtje later, met dreigende sneeuwwolken achter ons en in de verste verte geen plek om te schuilen komen er 3 geruststellende fluitjes. De porters waren nog redelijk groen achter hun oren maar 1 van de drie vergaven we het gemakkelijk, vanwege diens charme. Een momentje van spanning volgde, maar al bij al kon het de prachtige dag niet verderven, gelukkig maar. We werpen nog een laatste glimp op de prachtige maar zonder 700$ permit illegale route naar Upper Dolpo en Shey alvorens aan de volgende pas te beginnen. Hoewel de Baga La ietsje lager is, 5100m, is dit duidelijk de moeilijkste van de 2 passen. Direct vanaf de kampplek is het steil omhoog, door smeltende sneeuw en modder waarin meermaals uitgegleden wordt. Hogerop komt de sneeuw soms tot boven de knietjes uit en als we eenmaal de laatste 2 heel steile meters overwonnen hebben is de opluchting behoorlijk groot. Deze keer geen vergezicht zoals op de Num La, maar wel een prachtige cirque vanwaar lawines afdaveren die de onderliggende vallei tot één grote sneeuwhoop omtoveren. Langzaam verlaten we deze wildernis om na een lange afdaling terug aan gras, bomen en de eerste verlaten huisjes te komen. We zijn op een oude handelsroute van India tot Tibet. Als we aan het eerste grasland komen staat een yakkaravaan te wachten tot de sneeuw op de Baga La voldoende gesmolten is om er over te gaan. Rond deze tijd komen de mensen van Upper Dolpo terug vanuit het warmere zuiden, hun yaks beladen met eten om rond te komen tot de volgende magere oogst, ergens in augustus. We slapen terug in met het getik van regen op de tent en prijzen ons erg gelukkig dat we twee dagen erg goed weer hadden om de passen over te geraken.

zondag, mei 14, 2006

Dolpo, deel1

Na een nachtelijke riksjarit tot in de gracht en een slapeloze nacht in de verschroeiende hitte van Nepalganj staat na 5 dagen vertraging eindelijk ons vliegtuig naar Dolpo klaar. Na een jaar dromen, plannen, voorbereiden en uitkijken staan we (ik, Fany en Majo) aan de start van de landingsbaan, klaar om ons avontuur tegemoet te vliegen. De motor wordt al stilstaand opgedreven, de remmen gelost en ... terug ingeduwd om ons terug naar de start te brengen. Na een paar zeer geruststellende last minute reparaties en het geklungel om de motorkap weer dicht te krijgen stijgen we "op ons gemak" op om een dik half uur later even “gerust” te landen op een golvend stenenveld met wat gras, pal op de flank van een berg. Op Eric Valli, de maker van de film Himalaya, na zijn we de 1e toeristen dit jaar en de komende weken komen we geen enkele andere toeristen tegen, een aangename variatie op de drukke paden rond Everest en Annapurna. Het grote avontuur kan eindelijk beginnen, oef.

Meteen na de start stappen we reeds in een mooie vallei die op het einde door hoge witte toppen geblokkeerd wordt. De bruggetjes worden bewaakt door houten figuurtjes en op de daken van de huizen staan dokpas; maskers en houten poppen met uitgestrekte armen, die de kwade geesten buiten houden en de goede omarmen. Het frisse groen van de bomen en de eerste bloemetjes steken heel mooi af tegen de bruine en witte bergen. De verse marihuana die overal wild groeit geeft het vredevolle landschap het gepaste geurtje. De dorpjes doen reeds Tibetaans aan, met platte daken, ladders en verschillende etages, maar de mensen hier zijn nog Hindoes. Dat er hier een aparte taal is die enkel in 3 dorpen gesproken wordt toont aan dat dit gebied al erg ver van de rest van de wereld gelegen is, 10 dagen stappen van een weg en nog verder van een stad. De diepe en steile kloof langs waar we gedurende 3 dagen noordwaards stappen vormt echter de natuurlijke grens die maakt dat Dolpo nog extremer afgelegen is. Het pad werd in 1989 nog volledig vernield en herbouwd na een enorme vloedgolf. Zelfs nu blijft het een moeilijke doorgang tot deze verborgen wereld, zoals het gebied hier lokaal ook genoemd wordt. Er zijn geen dorpen in de kloof en tot 200 jaar geleden vormde dit de grens tussen Tibet en Nepal. Als we het steil in de rotsen gekapt nieuwe pad betreden begrijpen we heel goed waarom. Net ten zuiden van Dho blokkeert een landslide de rivier, die zich via een bocht door een diepe canyon een weg heeft gebaand. De lokale legende wil dat een kwade demon de mensen van Dho wou verdrinken maar dat een goede Lama er op tijd bij was om een kloof te hakken en de mensen van Dho van een gewisse verdrinkingsdood te redden.

Dho zelf vormde een belangrijke filmlocatie voor die ene film waarop onze droom zich ontwikkelde. Himalaya is volledig op locatie gefilmd, zonder special effects, met locale acteurs en werd niet voor niets met een gouden palm bekroond. Dho betekent laagste dorp, wat het ook was toen het nog bij Tibet hoorde. Na een uurtje doorstappen in een sneeuwstorm is het zicht op een besneeuwd Dho, in de paar zonnestralen die er terug doorkomen, overweldigend. Een paar sneeuwballengevechten later zetten we in een droog moment onze tentjes op, waarna het opnieuw en hevig begint te sneeuwen. In no time ligt er 10 a 15 cm en als we voor het slapen de tent nog een laatste keer van binnen uit afkloppen vragen we ons reeds af wie wie de volgende ochtend komt uitgraven.

Zo ver komt het gelukkig niet en op een zonnige rustdag kijken we al wassende en rustende toe hoe alles tegen de middag weer weg smelt. De zijtrip van Dho brengt ons langs een oud Bon-Po monastry. Bon-Po is de religie die in Tibet bestond voor het boedhisme er aankwam en deze nog redelijk onbekende religie leeft enkel nog voort in bepaalde afgelegen gebieden in Tibet en hier, in Dolpo. We ontmoeten de lokale Lama, bezoeken zijn huisje en ontmoeten de plaatselijke bevolking. Fany krijgt onder andere een kleine aangeboden en slaagt erin om met 1 enkel grapje per ongeluk de hele meute pattaters al huilend naar hun moeke te doen lopen. Gieren, marmotten en bluesheep maken deze ruige plek vol leven en een oud maar vernietigd koninklijk fort wijst op een lange geschiedenis. Op de top van een bergje achter Dho is er een prachtig zicht op de weg van waar we komen, de zijvallei en de weg waar we heen gaan, met op het einde de 1e serieuze pas. Na het ophangen van enkele gebedsvlaggetjes dalen we af naar een ander heel oud klooster waar we een chorten in een chorten bezoeken en een oude muurschildering bij nader inzien een ware kaart van het hele gebied voorstelt. Deze kaart fascineerde me uitermate en met onze kaart ernaast probeer ik beetje bij beetje de kloosters, meren en passen te herkennen.