dinsdag, oktober 30, 2007

aardbeving in Kathmandu

Computers durven in de fragiele huizen van Kathmandu bij de passage van een vrachtwagen al wel eens te trillen, maar toen ze dit gisteren in het cybercafé allemaal tegelijk deden en ook de stoelen in de dans meededen keek ik eens rond of ik de enige was die het gevoel had dat er iets niet klopte. Na een paar seconden kwam het besef dat een aardbeving gaande was, maar tegen die tijd werd alles al weer normaal. Terwijl iedereen terug rustig verder op de keyboards begon te tokkelen kwam het oude verhaal over 'de grote aardbeving die nog moet komen' me weer helemaal voor de geest. Volgens geologen treft een grote aardbeving met een historische regelmaat van om en bij de 65jaar Nepal. De laatste vond eind jaren dertig van de vorige eeuw plaats, waarbij toen tienduizenden mensen stierven. De overheid is in sommige wijken van Kathmandu al bezig om de mensen in te lichten en tegenwoordig leren ook kinderen op school wat ze moeten doen. Volgens schattingen zijn er zo veel slecht gebouwde huizen dat een aardbeving van die schaal nu in Kathmandu alleen om en bij de 200 000 doden zou maken. Bijna 10% van alle inwoners dus. Als de grote aardbeving hoger in de bergen zou toeslaan is er veel kans dat zeker één van de meer dan 20 gletsjermeren die nu al op barsten staan een vloedgolf zal veroorzaken die dorpen, velden en bruggen zal meesleuren. Niet iets waar je elke dag aan denkt, maar na de aardbeving van gisteren was er volgens de lokale media toch hier en daar wat paniek. Het nieuws over het inferno na de verschrikkelijke aardbeving in Pakistan is ook tot hier doorgedrongen en de prognoses die ik hiervoor vermeld hebben al meermaals in de lokale kranten gestaan. Over het algemeen zijn er voor de gewone Nepalees echter heel wat urgentere zorgen. Wakker zal men er hier niet meer van liggen, tot het zover is.

dinsdag, oktober 23, 2007

een alternatieve huwelijksreis in west Nepal, deel 2

Op zich stelt Simikot niet veel voor maar na Mugu heeft de plek de allures van een stad. Veel overheidsgebouwen, een grote bazaar en 117 NGOs. Met geld van westerse organisaties wordt hier licht in duizenden mensen hun huis gebracht, dankzij de installatie van zonnepanelen en kleine waterkracht installaties. Een lokale monastry werd met medewerking van de UNESCO hersteld en verantwoorde reizen met een paar dagen vrijwilligerswerk werden op poten gezet. De ene hulppost na de andere sprong uit de grond, maar de resultaten bleken verre van enkel positief. De ene post werd door de maoisten gesloten, de andere bestond nog wel, maar de dokter was er zelden. Sinds buitenlandse vrijwilligers meehelpen in het ziekenhuis is de Nepalese dokter amper nog te zien. Heel indrukwekkend waren de health camps, waarbij 10 dokters gedurende 3 dagen tot 8000 mensen verzorgen voor alle mogelijke kwalen. Verkoopt mooi op het thuisfront. Volgens een ex-vrijwilliger die ooit aan de ‘health camps’deelnam, deden de kampen meer slecht dan goed. Er is volgens hem geen sensibilisering vooraf en een totaal gebrek aan nazorg. Zo was er een man die op de 2e dag terugkomt en zegt dat hij al zijn medicijnen, die voor 2 weken bedoeld waren, al op had en zich nog altijd niet beter voelde. In de praktijk 2000 mensen die elk ongeveer 4 keer kwamen aanschuiven, om zo veel mogelijk in te slaan. Mensen die na dagen stappen buiten moeten overnachten en uren in de rij staan alvorens doorverwezen te worden. In sommige gevallen naar een Indische dokter die vanwege het verschil in kaste de persoon in kwestie niet mag aanraken, waardoor een acute appendicitis te laat ontdekt wordt. Volgens Shanti, een lokale vrouw, stierven talrijke mensen in de dagen nadat de dokters weg waren. Ook de ex-vrijwilliger doet hier verslag over."Kinderen speelden met gebruikte naalden. Ik zag mensen aan infecties sterven doordat er geen enkele opvolging was. Het idee dat witte dokters per helikopter pillen komen droppen is echter zo sterk in een gebied waar de overheid zo goed als nooit iets doet dat mensen er volledig op vertrouwen. Een lokale shamaan mag dan nog tien keer meer over de lokale ziektes weten, hij wordt nergens in de show betrokken." Ondertussen heeft men in het enige ziekenhuis is een gebied groter dan Vlaanderen geen dekens, voldoende electriciteit en meestal geen dokter. Zolang de hulpindustrie maar mooie beelden en cijfers oplevert.

Vanuit Simikot nemen we een hoog pad weg van de route waar de Kailashganger zich op begeeft. Deze heiligste berg van Azië ligt in Tibet maar is vanaf hier te bereiken, tenminste als je de 1500euro kosten voor het weekje in China kunt betalen. Aangezien we niet zo graag de meerderheid van dat geld aan de Chinese overheid geven en bovendien als schoothondjes achter een door de overheid aangeduide gids moeten aanlopen besluiten we binnen Nepal te blijven. We hadden ergens iets over de Limivallei gelezen en er in een ander boek wat foto's van gezien. Voor de gids en de drager totaal onbekend terrein, voor ons een te ontdekken verborgen valleitje. Om er te geraken moet wel een pas van 5000m overgestoken worden. Volgens een Nepalees die er een paar dagen eerder over ging lag er al een meter sneeuw, door die late moessongril. Niet wetende of de pas ondertussen al terug open is trekken we door dorpjes die amper door blanken bezocht worden. De halfnomaden die we tegen komen trekken allemaal in de andere richting, op zoek naar lagere graasgronden om de winter door te brengen. Terwijl de eerste sneeuwvlokken en de wind ons beginnen te geselen bereiken we een eerste pas van 4500m. Uit de wolken komt plots een yakkaravaan onze richting uit. Een oud vrouwtje met baby op de rug valt heel traag van haar yak. Zoals nomaden dat doen wisselen we wat informatie uit over de weg. Zonder hen zouden we nooit de juiste weg vinden, zeker als blijkt dat de pas die we net overstaken een andere is dan degene die de kaart aangeeft. Ik moet denken aan een vrouw in Mugu die ons vroeg: als jullie geen medicijnen komen brengen, wat in godsnaam doen jullie hier dan? Het verhaal dat we overal wat geld in de lokale economie steken en onze nieuwsgierigheid en drang om na te vertellen wat we zien en hoe mensen hier leven ligt zo ver van hun leefwereld dat we er niet eens aan beginnen om dit uit te leggen. We kopen wat melk, vlees en chang (tibetaans bier) en vervolgen onze weg naar de voet van de Nyalu La. Onze verbazing is groot als we de dag van de beklimming een groep Duitsers kruisen. Stevig ingepakt, knalrode neuzen en een leger dragers en paarden achter hen. De gids bekijkt me eens van top tot teen en weet ons te zeggen dat de sneeuw knie tot heupdiep is. Toch is het feit dat ze een pad gebaand hebben onze redding, al blijkt daar op het einde, door de harde wind en verse sneeuwval, niet veel meer van over. Net voor de top ontneemt een sneeuwstorm ons elk zicht en spoor. Sneeuw op de grond en sneeuw in de lucht vloeien zo in elkaar over dat het niet meer duidelijk is waar de hemel begint. Tijdens een opklaring op de pas zelf krijgen we voor het eerst de Limivallei onder ogen. De Duitsers, die onder een ecologische vlag aan het stappen waren bleken zo vriendelijk om op de pas al hun tafels en stoelen achter te laten. Hun dieren hadden wat last van de sneeuw en dus moesten de ecologische principes maar even wijken. Op de enig mogelijke kampplaats na de pas vinden we hun blikjes champignon, plastic flessen en ander afval terug. Een zoveelste bewijs dat niet elke ecologische trek dezelfde is. Na een ijskoude nacht begint de magie van Limi zich stilaan te ontvouwen. Achter een kristalhelder meer belanden we in een groot duincomplex vol zacht en wit zand. Een eenzame zwarte yak staat te grazen, terwijl overal rondom sneeuwpieken het geheel surrealistisch maken. De eerste mens die we zien is een Tibetaanse paardenman, die ons zomaar wat chang geeft. We merken oude veldjes en een paar ruines op en vragen hem wat er met deze plek gebeurd is. Vroeger lagen hier drie dorpen met een groot fort en veel velden. De ligging was strategisch omdat je van hier zowel de Limivallei naar beneden kunt volgen als een zijvallei naar Tibet. De halfnomaden die hier woonden lieten hun dieren in de zomer op de Tibetaanse graslanden grazen, tot China de grens hermetisch afsloot. De drie dorpen zijn die klap blijkbaar niet te boven gekomen. Nadat we een rivier kniediep oversteken komen we in een mooie brede vallei groepen thar tegen, die hier vrij spel lijken te hebben. Arenden cirkelen rond de sneeuwtoppen aan beide zijden van de vallei, wiens herfstkleuren prachtig adsteken tegen de eeuwige sneeuw. De eerste tekens van Tibetaans boeddhisme zijn de maniwalls en vlaggen voor het eerste dorp, Jang. We vinden een man die ons tsampa en boterhee kan serveren en zelfs de luxe van een dal bhat (rijst met linzen). In zijn groot huis vinden we zowaar een TV, DVD speler en leren we dat hij een huis in Kathmandu heeft. De gids weet ons nadien te vertellen dat sommige mensen hier van illegale handel in musk deer leven, maar er was meer aan de hand dan één rijke man. De velden stonden vol met granen, ramen waren bijna overal mooi geschilderd, er was irrigatie en electriciteit en er werd gelachen. Geen bedelende kinderen hier, een uitzondering in Nepal. In Halji vinden we een 1000 jaar oud klooster in volle renovatie. Onder stof begraven reuzachtige beelden krijgen een nieuw laagje verf, duistere ruimtes vol schatten worden door zonne energie verlicht en afbrokkelende muren die van boven tot onder vol tafeleren geschilderd zijn worden hersteld. Aan elke tourist wordt een 5 tal euro gevraagd om fotos te mogen trekken. In de verst van Kathmandu gelegen vallei in heel Nepal heeft men nog nooit iets van de overheid gekregen. Het duurde zelfs tot 1965 voor de staat het bestaan van de vallei ontdekte en men aan Nepal taxen moest betalen. Twee jaar geleden kreeg men eens bezoek van de Maoisten maar van hen moest men al zeker niet veel verwachten.

De mini waterkracht installaties worden op hun beurt door een groeiend gevaar bedreigd. Nadat hevige moessonregens een boven Halji gelegen gletsjermeer deden barsten ontstond deze zomer een vloedgolf die zowel de kleine installatie als een heel pak velden vernietigde. Deze flash floods zijn geen uitzondering en zullen volgens recente studies onder invloed van de opwarming van de aarde enkel toenemen. Nepali Times publiceerde onlangs een groot dossier waarin spake was van tientallen meren die in toenemende mate op barsten staan. Een grote aardbeving, die met een regelmaat van ongeveer 60 jaar Nepal treft, zou verschillende meren tegelijk kunnen doen barsten. Met de laatste grote aardbeving net iets meer dan 60 jaar geleden ligt er een enorme tijdbom onder de Nepalese Himalaya. Ook hier vraag ik me af wat de overheid doet, nu de alarmerende rapporten zelfs uit VN hoeken komen.

Bij het kampvuur die avond ontdekken we dat Dipen, onze 20 jarige drager, geen gewone militair maar een soldaat van het volksleger is. Na 4 jaar dienst zit hij momenteel zonder werk. Veel zin om in de miserabele kampen te blijven waar het leger van de maoisten zou moeten heeft hij niet. Ook zijn vrouw zat in hun leger, maar is zonet bevallen van hun eerste kind. Hij wil graag weten hoe sterk het Marxistisch gedachtengoed nog leeft in Duitsland en hoe Belgie juist werkt. Mijn uitleg over de sociale welvaartsstaat waarbij er enerzijds ‘communisme’ is in de vorm van goedkoop onderwijs, gezondheidszorg en werkloosheidsuitkeringen enerzijds maar anderzijds kapitalisme en inspraak van de mensen maakt een sterke indruk. Dipen is geen extremist, hij zou graag de politieke toer op willen, zoals de meeste maoisten. Het verhaal dat onze koning 2 dagen aftrad toen hij de abortiewet niet wou tekenen wordt op gelach en ongeloof onthaalt, wat logisch is in een land waar de koning tot voor kort de posities van stafchef van het leger, premier, god en staatskasbeheerder combineerde.

We verliezen een dag door op aanraden van een oud vrouwtje een korte weg naar Hilsa te nemen die ons uiteindelijk aan de totaal verkeerde kant van de rivier doet besluiten om terug te keren. Misschien moest het wel zo gaan, want dankzij deze futiele poging belanden we die avond bij een Tibetaans gezin in Til, waar we misschien wel de fijnste avond van onze hele trip doorbrengen. De zoon des huizes heeft in India gestudeerd (Dharamsala), spreekt Engels en was net bezig met hun keuken en leefruimte prachtig te beschilderen met de 8 symbolen van het boeddhisme. De moeder is een verlegen maar toch zelfverzekerde, assertieve tante die ons heerlijke tsampa en boterthee serveert. De vader is een rustige, devote en timide man die eenmaal zijn dagtaak er op zit de rest van de avond naast het vuur zijn gebedsmolen draaiende houdt. De schilderszoon had net een prachtige tanka afgemaakt en was na wat nadenken bereid die te verkopen, zijn eerste die hij ooit verkocht. We waren dan ook nog maar de 2e blanken die ooit in hun huis waren gekomen. We proeven gedroogd yakvlees, ik probeer een beetje van hun chang en zelfs de dal bhat is er heerlijk. Na het eten worden gitaar en fluit boven gehaald en ook onze drager blijkt een talent te zijn. Als we in hun keukentje inslapen bedenken we hoe fantastisch de zijpaadjes, of foute paadjes, soms zijn.

Na Til gaat het snel, in 4 dagen stappen we wat de weinige andere toeristen in 8 dagen doen. Even snel als we in Hilsa wouden geraken, volgens onze drager even voorzien als Simikot in termen van eten, wouden we er weer weg nadat het een vuil en druk grensstadje bleek te zijn vol zatlappen en smokkelaars die midden in de nacht toekomen. Aan de Chinese kant staan nochtans grote spots en checkpoints, maar normaal beweegt er in Nepal niemand midden in de nacht. Op het tempo van de Nepalezen zelf stormen we door richting Simikot, gevoed door een verlangen om lang en stevig te stappen enerzijds en op het einde van een dag bij Kermi toe te komen anderzijds. Kermi heeft een warmwaterbron die amper naar zwavel ruikt, met zuiver stromend water en heerlijk bemoste stenen om op te liggen. Een ideale afsluiter van een tocht die zwaar, leerrijk en op het einde erg lonend was.

zondag, oktober 21, 2007

een enigsinds alternatieve huwelijksreis in West Nepal, deel 1

Dat onze ‘huwelijksreis’ van 4 weken in een erg arm, geïsoleerd en ruw deel van Nepal niet meteen de meer gebruikelijke all inclusive in Turkije zou worden, hoeft geen verrassing te zijn. We kozen voor een tocht die niet in de klassieke trekkinggidsen over Nepal staat, voor een lokale gids die eigenlijk geen gids was en voor lichtgewicht trekking om het aantal dragers tot één iemand te beperken. Hierdoor konden we vaak bij de mensen thuis eten en slapen, waardoor het contact met de lokale bevolking niet alleen vergroot maar we ook de kans hebben om een beetje geld in hun door oorlog vernietigde lokale economie te pompen. Van de weinige groepen die op sommige stukken met al hun eigen eten passeren houdt men hier niets dan jalouzie over. Makkelijk werd het zeker niet. De ‘gids’ moest meestal zelf de weg vragen, de moesson kende een late ‘gril’ en voldoende eten vinden vergde heel wat creativiteit. Op een korte tekst in 1 boek na bestaat er geen beschrijving van de tocht en de kaarten van het gebied zijn zo slecht dat we ergens onderweg besloten ze niet meer te gebruiken. Vergeet lodges zoals op de Annapurna of Everest trekking, geleidelijk stijgende en goed onderhouden paden of gevarieerd eten. Onze persoonlijke gebreken in comfort vielen echter zo in het niets bij de levensomstandigheden van de lokale mensen zelf dat we er ons zelden druk om maakten, op een paar zware momenten na. Dit verhaal is er dan ook vooral een over hoe de mensen in Jumla, Mugu en Humla trachten te overleven. Over hoe zowel interne ontwikkelingen als de globalisering een erg ingrijpende, verre van altijd positieve impact hebben. Over goed bedoelde slechte ingrepen en de enorme cultuurkloof, zelfs tussen daar en Kathmandu. Persoonlijke ervaringen zijn beperkt tot diegenen die een beter beeld over het gebied en de omstandigheden waar de mensen in leven geven. Voor wie nog meer details wilt is er nog altijd email.

Jumla is een bergdorp met de ambities van een stad. Naast een rijke geschiedenis en een asfalt landingsbaan werd dit gehucht een paar maanden terug met het nationale wegennet verbonden. Onder voorwaarde dat landslides veroorzaakt door zware regenval de weg niet blokkeren, zoals de afgelopen 2 maanden. Het aantal NGOs is niet te tellen, volgens een lokale ambtenaar zijn het er meer dan 50, in een dorp van hooguit een paar honderd huizen. Elk met zijn eigen kantoor, ‘awareness programs’ en ‘workshops’. Men lijkt wel over elkaar te rollen om hier iets te doen en toegegeven, in Jumla zelf is nog weinig te merken van de armoede die in ‘Karnali under stress’ wordt beschreven. In dit uitstekende doctoraat uit de jaren ’70 wordt in detail beschreven hoe de invoer van westerse medicijnen tot overbevolking, landschaarste en hongersnood lijdde. Nu puilt de bazaar uit van zowel lokale als ingevoerde goederen en is er net buiten Jumla zelfs een Karnali High School, de enige techische hogeschool in een gebied zo groot als België. Hogerop komen we herders tegen die nieuwe stukken steile grond bewerken dankzij nieuwe materialen. Ook een eerste pas en een vallei verder sluipt de vooruitgang binnen. Hier heeft men sinds kort electriciteit, dankzij de weg tot Jumla betere toegang tot de markt en bovendien goede kookkachels. In België maakt het misschien niet zo veel uit of je nu op gas of electriciteit kookt, maar als je weet dat de dikke rooklaag die normaal vanaf een meter hoogte een doorsnee nepalees huis verstikt tot ernstige ziektes en een veel kortere levensduur lijdt en een goede stoof bovendien minder hout verbruikt kun je dat enkel als vooruitgang beschrijven.

Hoe verder van Jumla hoe minder we van al die NGOs nog merken. Na een prachtige tocht over de Guchi Lekh (we wandelen pal op een kamlijn met uitzicht op het 3000m hoog gelegen Rara meer) komen we na 5 dagen stappen de eerste blanke medemensen tegen. Een groep jonge Duitsers uit een private bijbeluniversiteit uit Duitslan die hier iets willen doen voor de mensen, maar nog niet goed weten wat. Ik vraag me sterk af of men hier nood heeft aan een nieuwe lichting missionarissen, maar heb anderzijds wel respect voor het verhaal van John. Runde op zijn 21ste een eigen consultancy bureau in California, verlichaamde volgens eigen zeggen de amerikaanse droom maar vond te weinig voldoening in het verbeteren van grote bedrijven. Loopt hier nu op versleten schoenen een paar studentjes die Duitsland nog nooit verlaten hadden te gidsen in de hoop de roeping in hen te doen groeien.

De 200 gezinnen die tot 1975 aan het Rarameer woonden verwachten echter meer heil van een goed functionerende en rechtvaardige overheid. Een man die zijn geboorteplaats komt bezoeken vertelt onze gids hoe iedereen zonder al te veel compensatie naar het laagland werd gedeporteerd toen Rara Lake een nationaal park werd. Het wildleven zou daardoor gered worden. De jongen die in Talsa door een beer aangevallen werd zal daar niet veel boodschap aan hebben. De geïsoleerde gemeenschap die op 3000m hoge hellingen aan overlevinslandbouw deed is de shock van het leven in de hete laaglanden nog altijd niet te boven. De schamele inkomsten die de overheid aan de gemiddeld 150 bezoekers per jaar overhoudt staan in schril contrast met de onherstelbare schade voor deze mensen. Tien oorlogsjaren verder was het aantal jaarlijkse bezoekers zelfs gezakt tot 5. Andere gevolgen van die oorlog werden vrij snel duidelijk. Vernielde politieposten, opgeblazen hangbruggen en eenmaal onder de boog van Maoistenland door de totale armoede. Acht jaar nadat de Maoisten de brug over de Mugu Karnali opbliezen blijft de enige verbinding tussen Zuid en Noord Mugu een stalen kabel waar je al schommelend op een paar touwen de rivier over moet. Eenmaal daar voorbij gaat het snel achteruit. In het 1e dorp hebben ze nog zonneënergie, maar geen stromend water. In het volgende dorp is de meerderheid blootvoets en het derde dorp is een doolhof van strontstraatjes, zonder electriciteit, stoven, medicijnen en ander eten dan het weinige dat men er zelf kan verbouwen. Hoe lang de dode hond al aan de ingang van het dorp ligt te rotten weet ik niet, maar zo vlak naast de enige waterkraan van het dorp liggend zou toch iemand op het idee kunnen komen het kadaver te verwijderen. Zieke mensen zijn er anders best genoeg, de meerderheid van de mensen die we spreken vragen achter medicijnen. Sinds de Maoisten hier de plak zwaaien zijn er geen dokters of NGOs meer te zien. Een zieke baby heeft een plastic zak op haar hoofd als ‘muts’. In de winter ligt er hier zo veel sneeuw dat de vrouwen, ouderen en kinderen binnen blijven. De mannen stappen in die periode in 7 dagen meer dan 300km zuidwaarts om in India aan wegen te bouwen of in fabrieken te werken. Van een hele winter keihard werken houdt men nog geen 80euro over om daarmee voedsel en kleren in te kopen bij de terugkeer. Tot drie keer toe tracht een vrouw ons haar kleine mee te geven, in ruil voor wat geld. In één geval verstond het meisje haar moeder en begon ze heel luid te wenen, maar de moeder bleef aandringen, zelfs lachen met onze kwade reactie. Als er iets duidelijk werd tijdens onze tocht door Mugu dan is het wel de schrijnende miserie die hier heerst. Vergeet de romantische inbeelding van een traditionele maatschappij die al eeuwen dezelfde levenswijze heeft en daar gelukkig mee is. Mensen willen ziekenhuizen, schoenen, voldoende eten en als het even kan een brug om tot de markt te stappen en wat licht of een radio zou ook welkom zijn.

Een professor uit de geografie vertelde me ooit een verhaal dat men door luchtfotografie had ontdekt dat sommige boeren in Picardië midden in hun hoge maisvelden wietplantages aangelegd hadden, onzichtbaar vanop het land. In Mugu staat de mais meestal verstopt achter een gordijn van grote wietplanten. Vooral oudere mensen, zowel vrouwen als mannen rekenen hun afstanden niet in uren maar in gevulde pijpjes. Van Gum Ghadi tot Ruga is het 2 pijpjes. Veel mensen roken ganja tegen de pijn, maar zelfs die tijdelijke voldoening wordt hen op termijn dodelijk. De levensverwachting in Mugu is minder dan 50.

Als we die avond onze tent opslaan begint de late gril van de moesson ons parten te spelen. Een vuur maken wordt onmogelijk en de volgende ochtend is het nog altijd aan het regenen. We schuilen een dagje bij de familie van een herdersjongen, die toevallig langs kwam. Ons gastgezin kan ons een vuur, een dak en wat groenten aanbieden. Elders vinden we wat rijst en we delen onze meegebrachte thee, een luxe die men hier niet kent. Terwijl Fany de oudste wat engelse woordjes leert en de slaapzakken drogen kijk ik naar de regen die nu al 20u non stop valt en vraag me af hoe de mensen hier daarmee omgaan. Ik zie kletsnatte vrouwen op het veld werken. ’s Avonds verschijnen er vuurtjes in het bos aan de overkant, waar geen dorp meer is. Een oude koperen pot vol aardappeltjes wordt op het houtvuur gezet. De jongen die water moet halen is verplicht om blootvoets door het verzopen strontsteegje te gaan tot aan de kraan. Een klein kraantje. Een koperen kraantje, met daaronder een betonnen basin. Het koper blinkt nog een beetje en er komt water uit. Tot zover het bewijsmateriaal dat in Dharma het stenen tijdperk gedaan is.

Ons afzien valt in het niets bij hun leven, maar in de dagen die volgende krijgen we toch behoorlijk onze portie ellende. Na een rustdag door de regen vertrekken we in een droog intermezzo, enkel om die dag in de regen over een pas te gaan waar je normaal een prachtig zicht hebt. Na een helse afdaling over een spekglad steil pad dat soms meer iets weg had van een bergrivier komen we veel later dan verwacht uitgeput en zeer hongerig bij het vallen van de duisternis toe in een dorp. Nog een geluk dat we de strontstegen van Rimi voor het spitsuur van huiswaarts kerende buffels en schapen gepasseerd hadden. De volgende dag lijkt weer goed te beginnen maar wordt al snel de ergste dag uit de ganse 4 weken. Het begon met natte struiken die over het pad lagen, evolueerde naar landslides oversteken die nog redelijk stabiel waren, werd erger na een lunch van noedelsoep pal in de gietende regen, kwam tot angst bij het zien van vallende stenen vlak voor ons en werd er niet beter op na het oversteken van een kniediepe rivier met de botinnen aan (wat veiliger was gezien de rollende rotsblokken op de bodem). Als we die avond rond een schamel vuurtje kruipen zien we onze gids en drager voor het eerst op zoek naar wat alcohol. We besluiten niet te vertrekken voor alles droog is en de zon schijnt. Gelukkig is dat de volgende dag en de dagen nadien wel het geval. Na nog drie dagen verse landslides oversteken, doorstruiken en brandnetels proberen te vermijden en plotseling in de hitte van de erg lage vallei te stappen zijn we opgelucht om het hoger gelegen, goed bevoorraade Simikot te bereiken. De spurt van een dik uur om de 600m naar Simikot te stijgen zegt veel over hoe graag we er wouden zijn. Gelukkig zou het 2e deel van onze tocht heel wat anders worden.